Conclusie en vooruitblik
Conclusie
De vertrekpunten voor deze voorjaarsnota zijn de programmabegroting 2019-2022 (financieel) en de jaarrekening 2018 (inhoudelijk). Met deze actualisatie ziet het budgettair kader, op de algemene begrotingsposten, er voor de meerjarenbegroting 2019-2023 als volgt uit:
Bedragen x € 1.000 | incidenteel | structureel | ||||||
Vertrekpunt | 2019 | 2020 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Programmabegroting 2019-2022 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 2.142 | |
Gereserveerd voor beheer & onderhoud | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | -1.000 | |
I) Vertrekpunt | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 1.142 | |
Exogene ontwikkelingen - Baten | 2019 | 2020 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Gemeentefonds | -5.000 | 0 | -1.000 | 6.000 | 13.000 | 20.000 | 44.000 | |
Belasting- en parkeeropbrengsten | 600 | 900 | 3.900 | 7.078 | 7.158 | 7.241 | 11.098 | |
Verbonden partijen | 4.352 | 11.256 | 1.457 | 1.457 | 1.457 | 1.457 | 1.457 | |
II) Exogene ontwikkelingen - Baten | -48 | 12.156 | 4.357 | 14.535 | 21.615 | 28.698 | 56.555 | |
Exogene ontwikkelingen - Lasten | 2019 | 2020 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Trend | 0 | 0 | -16.560 | -28.942 | -31.034 | -33.073 | -58.457 | |
Areaal | 0 | 0 | 0 | -6.757 | -7.903 | -9.049 | -11.816 | |
Rente-ontwikkelingen | 2.128 | 1.485 | 647 | 647 | 647 | 647 | 647 | |
Herijking weerstandscapaciteit | 5.515 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Investeringsruimte | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
III) Exogene ontwikkelingen - Lasten | 7.643 | 1.485 | -15.913 | -35.052 | -38.290 | -41.475 | -69.626 | |
Afspraken Groei-met-Groei | 2019 | 2020 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Gemeentefonds Haagse aantallen (50%) | 0 | 0 | -1.753 | -1.753 | -1.753 | -1.753 | -1.753 | |
Vrijval kapitaallasten (50%) | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Surplus Erfpacht | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Vrijval Reserve Grondbedrijf | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Vrijval Reserves REIS | -915 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
IV) Afspraken Groei-met-Groei | -915 | 0 | -1.753 | -1.753 | -1.753 | -1.753 | -1.753 |
Bedragen x € 1.000 | incidenteel | structureel | ||||||
Budgettair kader | 2019 | 2020 | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | |
Totaal I + II + III + IV | 6.680 | 13.641 | -13.309 | -22.270 | -18.428 | -14.530 | -13.682 |
De programma-begroting 2019-2022 is meerjarig sluitend met een eindsaldo van € 0 mln. Vanaf 2023 was er echter structureel € 2,1 mln. beschikbaar, waarvan € 1,0 mln. is ingezet voor beheer en onderhoud van de investeringen vanuit het coalitieakkoord 2018-2022. Het vertrekpunt is hierdoor € 1,1 mln. in 2023.
Allereerst zijn voor de voorjaarsnota de exogene ontwikkelingen in kaart gebracht. Aan de baten-kant leveren de ontwikkelingen, per saldo, een positieve bijstelling op. Deze loopt op tot ruim € 56 mln. in 2023.
Belangrijkste kanttekening hierbij is de neerwaartse bijstelling van de raming van het gemeentefonds (€ 5 mln. structureel), als gevolg van onderbesteding bij het Rijk in 2018. Hierdoor is de raming van het gemeentefonds in het eerste jaar negatief. In de latere jaren loopt de reeks op door de inpassing van sociaal domein en de raming van het accres voor de nieuwe jaarschijf 2023.
De bijstelling op de belastingopbrengsten wordt grotendeels veroorzaakt door structureel hogere parkeeropbrengsten, oplopend tot € 7 mln. En de raming van de nieuwe jaarschijf OZB, € 3,5 mln. in 2023.
Ook de verwachting uit dividenden van de verbonden partijen is positief. Van Eneco worden hogere opbrengsten verwacht van ruim € 14 mln. incidenteel voor de jaren 2019 en 2020 (de latere verkoop levert één jaar ‘extra’ dividend op). De structurele bijstelling van de dividendprognose voor de BNG is € 1,5 mln. positief.
Deze voordelen wegen echter onvoldoende op tegen de negatieve bijstellingen aan de lasten-kant, oplopend tot bijna 70 mln. De benodigde reservering voor loon- en prijscompensatie (trend) loopt op tot € 58 mln. structureel. Deze is nodig om de begroting op peil te houden en wordt grotendeels veroorzaakt door de bijstellingen van de verwachte loonontwikkeling.
De benodigde reservering voor de groei van de stad (areaaluitbreiding) loopt op tot € 11 mln. structureel. Voor de reserveringen (trend én areaal) van de nieuwe jaarschijf en het sociaal domein staat hier de raming voor het accres gemeentefonds tegenover.
Daarnaast zijn er kleine meevallers in de leningenportefeuille als gevolg van renteontwikkelingen (ruim € 3,5 mln. incidenteel en € 0,6 mln. structureel). Tot slot is als gevolg van de actualisatie van het weerstandsvermogen een incidentele vrijval uit de algemene reserve mogelijk van € 4,6 mln.
Rekening houdende met de bestaande afspraken van Groei-met-Groei wordt geconcludeerd dat de financiële opgave, op de algemene posten, in de komende jaren oploopt naar ruim € 18 mln. in 2021. Het structurele tekort vanaf 2022 bedraagt ca. € 14 mln. Aangezien er voor de jaren 2019 en 2020 incidentele meevallers zijn, is het tekort voor die jaren minder. Zie onderstaande tabel.
Bedragen x € 1.000 | |||||
Budgettair kader per jaarschijf | 2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 |
Incidenteel en structureel | -6.629 | -8.629 | -18.428 | -14.530 | -13.682 |
Naast de algemene posten zijn er ook tekorten op specifieke beleidsterreinen. Zoals uit de jaarrekening blijkt, zijn de uitvoering van de van de WMO-voorzieningen en Jeugdhulp de voornaamste. De hoofdoorzaak van het tekort is dat meer mensen intensiever gebruik maken van de voorzieningen dan waar de rijksvergoeding rekening mee houdt. Bij ongewijzigd beleid dreigt dit tekort op te lopen tot meer dan € 40 mln. structureel per jaar. Tot slot eindigde de resultaatbestemming 2018 ook in een aantal negatieve (programma)reserves. Bij elkaar opgeteld bedraagt deze incidentele opgave ook ruim € 33 mln.
Vooruitblik
Sinds het opstellen van het Haagse coalitieakkoord hebben zich ontwikkelingen voorgedaan die effecten hebben op ons beleid en de bekostiging daarvan. De financiën van de gemeente Den Haag staan onder druk, voornamelijk door een tweetal landelijke ontwikkelingen bij het gemeentefonds en de zorg. De broekriem moet, door de onderbesteding bij het Rijk, worden aangehaald. Ook de tekorten bij de open-einde-regelingen van de Wmo en de Jeugdzorg is een landelijk vraagstuk en één van de langere adem.
We staan voor een aanzienlijke financiële opgave. De geschetste financiële opgave wordt in de komende periode verder getoetst en uitgehard. Vooral de informatie uit de meicirculaire 2019 van het Rijk wordt doorslaggevend voor het al dan niet moeten bijstellen van de ramingen van het gemeentefonds voor de komende jaren. Nu al is duidelijk dat de omvang van opgave de beschikbare ruimte overschrijdt. Dit betekent dat we de knelpunten en tekorten van passende maatregelen moeten voorzien, om zo de financiële huishouding gezond te houden.
Er zal ruimte gevonden moet worden om de tekorten op te lossen én om daarnaast te blijven investeren in de stad. Cruciaal daarbij is dat we de juiste afwegingen maken om belangrijke zaken in de stad te blijven doen. Het college ziet hiertoe mogelijkheden binnen de gestelde ambities. Het coalitieakkoord geeft daarvoor de kaders. Groei van de stad, Mobiliteit, Duurzaamheid en Iedereen doet mee, zijn hierbij de kernthema’s.
In het verdere traject van de begrotingsvoorbereiding zullen mogelijke oplossingen en alternatieven tegen elkaar moeten worden afgewogen. De uitkomst van de gemaakte keuzes zal landen in een sluitende ontwerpbegroting 2020-2023, die de raad in september ontvangt.