Voorjaarsnota 2019

Van de begroting, via de jaarrekening naar de voorjaarsnota

Van de begroting, via de jaarrekening naar de voorjaarsnota

Het financiële vertrekpunt voor het budgettair kader is de programmabegroting 2019-2022. De programma-begroting 2019-2022 is meerjarig sluitend met een eindsaldo van € 0 mln. (zie bijlage I). Vanaf 2023 was er echter structureel € 2,1 mln. beschikbaar, waarvan € 1,0 mln. is ingezet voor beheer en onderhoud van de investeringen vanuit het coalitieakkoord 2018-2022[1]. Het vertrekpunt is hierdoor € 1,1 mln. in 2023.

Bedragen x € 1.000

incidenteel

structureel

Vertrekpunt 

2019

2020

2019

2020

2021

2022

2023

Programmabegroting 2019-2022

0

0

0

0

0

0

2.142

Gereserveerd voor beheer & onderhoud 

0

0

0

0

0

0

-1.000

I) Vertrekpunt 

0

0

0

0

0

0

1.142

Het inhoudelijke vertrekpunt voor de voorjaarsnota is de programmarekening 2018. Het resultaat bedraagt € 8,5 mln. voordelig. Het resultaat is bepaald door een aantal majeure effecten. Op het jaarrekeningresultaat worden vervolgens diverse correcties, op basis van de financiële spelregels en bestaande bestuurlijke afspraken, voorgesteld. In het raadsvoorstel Resultaatbestemming 2018 (RIS302208) worden deze correcties toegelicht.

Zowel de jaarrekening als de resultaatbestemming over 2018 hebben doorwerking in deze voorjaarsnota. Samenvattend betekent dit ten behoeve van de voorjaarsnota 2019;

  • In de jaarrekening kwam het nadeel (ca. € 2 mln.) op de algemene uitkering uit het gemeentefonds naar voren. Dit werkt meerjarig door in de ramingen van de gemeente Den Haag, zie hiervoor gemeentefonds.
  • De parkeeropbrengsten over 2018 vielen voor € 9,5 mln. hoger uit dan begroot. Dit kan enerzijds worden verklaard door langere parkeerduur en de afgifte van meer parkeervergunningen. En anderzijds door betere betalingsbereidheid en meer naheffingsaanslagen. Hier zitten structurele componenten in, welke worden behandeld in gemeentelijke belastingen.
  • De resultaten en de voorgestelde verrekeningen in de resultaatbestemming hebben ertoe geleid dat de algemene reserve momenteel € 71,4 mln. bedraagt. De hoogte van de algemene reserve wordt bij deze voorjaarsnota opnieuw gewogen en berekend, zie hiervoor herijking weerstandscapaciteit.
  • Het grootste negatieve resultaat van € 22,2 mln. is ontstaan op het programma 8 - Zorg, Welzijn, Jeugd en Volksgezondheid. Dit is hoofdzakelijk veroorzaakt door nadelen op de WMO-voorzieningen en Jeugdzorg. De hoofdoorzaak van het tekort is dat meer mensen intensiever gebruik maken van de voorzieningen dan waar de rijksvergoeding rekening mee houdt. Dit is een landelijk aandachtspunt met een structureel karakter, waar de gemeente in de komende jaren rekening mee moet houden. In uitvoering WMO en jeugdhulp gaan we hier verder op in.
  • In het afgelopen jaar is een tekort op de bijstandsverlening voor € 36 mln. uit de algemene middelen opgelost. Het aantal bijstandsuitkering daalde met ruim 5 procent en zijn er van het Rijk extra middelen zijn ontvangen voor bijstandsverlening en statushouders, wat resulteerde in een voordeel van € 7 mln. in 2018. In hoeverre deze ontwikkeling zich doortrekt is, bepalend voor de meerjarige financiële consequenties, dit komt aan de orde in bijstandsverlening (BUIG-budgetten).
  • Tot slot resulteerde de resultaatbestemming in een aantal negatieve reserves. Conform de Haagse financiële spelregels zullen hiervoor maatregelen moeten worden genomen om meerjarig financieel gezond te blijven zie negatieve reserves.

[1] Conform Voorstel van het college inzake Programmabegroting 2019-2022 (RIS300472).